HOOFDSTUK 5

De Apple I

Turn on, boot up, jack in...

Fig.05.1.tif

Daniel Kottke en Jobs met de Apple I op het Personal Computer Festival, Atlantic City, 1976

Machines of loving grace

Aan het einde van de jaren zestig kwamen in San Francisco en Silicon Valley verschillende culturele stromingen samen. Je had de technologische revolutie die begonnen was met bedrijven die voor het leger werkten, maar al gauw kwamen de elektronicabedrijven, de chipproducenten, de videospelontwerpers en de computerbedrijven. Dan had je de subcultuur van de hackers – vol wireheads, phreakers, cyberpunks, hobbyisten en gewone nerds – onder wie zich technici bevonden die niet in het stramien van HP en zijn afsplitsingen pasten. Er waren quasiwetenschappelijke groepjes die onderzoek deden naar de effecten van lsd; hiertoe behoorden Doug Engelbart van het Augmentation Research Center in Palo Alto, die later mede de computermuis en de grafische gebruikersinterface ontwikkelde, en Ken Kesey, schrijver van onder andere One Flew Over the Cuckoo’s Nest, die de drug verheerlijkte met licht-en-muziekshows met een houseband die de Grateful Dead zou worden. Dan was er nog de hippiebeweging, die voortgekomen was uit de beatgeneratie van de Francisco Bay Area, en de beweging van opstandige politieke activisten, die voortgekomen was uit de Free Speech Movement op Berkeley. Over dit alles lagen verschillende bewegingen voor zelfvervulling op zoek naar wegen naar persoonlijke verlichting – zen en hindoeïsme, meditatie en yoga, oerschreeuw en sensorische deprivatie, Esalen (een instituut voor humanistisch alternatief onderwijs, genoemd naar een indianenstam die hier ooit gevestigd was) en EST (Erhard Seminars Training, ‘om het vermogen tot het ervaren van het leven te transformeren’).

Deze samensmelting van flower power en processor power, van verlichting en technologie, werd belichaamd door Steve Jobs die ’s morgens mediteerde, ’s middags natuurkundecolleges op Stanford volgde, ’s avonds bij Atari werkte en ’s nachts droomde van een eigen bedrijf. ‘Er was daar echt iets aan de gang,’ zei hij toen hij terugkeek op die tijd en plaats. ‘De beste muziek kwam ervandaan – de Grateful Dead, Jefferson Airplane, Joan Baez, Janis Joplin – net als de geïntegreerde schakeling (de microchip of gewoon ‘chip’), en ook nog eens dingen als The Whole Earth Catalog (een catalogus van alle soorten producten van de tegencultuur).’

In het begin gingen technologen en hippies niet goed samen. Veel mensen van de tegencultuur beschouwden computers als dreigend en orwelliaans, het terrein van het Pentagon en de bestaande machtsstructuur. In The Myth of the Machine waarschuwde de historicus Lewis Mumford ervoor dat computers onze vrijheid opzogen en de ‘levensversterkende waarden’ verwoestten. Een waarschuwing op ponskaarten uit die tijd – ‘niet vouwen, rollen of kapotmaken’ – werd een ironisch gezegde in de linkse anti-oorlogsbeweging.

Maar begin jaren zeventig vond hierin een verschuiving plaats. ‘Het gebruik van de computer ging van afgewezen worden als een werktuig van de bureaucratie naar omhelsd worden als symbool van individuele expressie en bevrijding,’ schreef John Markoff in zijn studie over het samengaan van de tegencultuur met de computerindustrie, What the Dormouse Said. Het was een grondbeginsel dat in 1967 in een gedicht verscheen van Richard Brautigan, ‘All Watched Over By Machines of Loving Grace’, en de cyberdelische samensmelting werd goedgekeurd toen Timothy Leary zelf verklaarde dat personal computers de nieuwe lsd waren geworden en zijn befaamde mantra herzag om te verkondigen: ‘Turn on, boot up, jack in.’ De muzikant Bono, die later met Jobs bevriend zou raken, had het er vaak met Jobs over waarom degenen die deel uitmaakten van de tegencultuur van rock, drugs en rebellie in de Bay Area, uiteindelijk de pc-industrie hielpen opzetten. ‘De mensen die de 21e eeuw uitvonden, waren wiet rokende, op sandalen lopende hippies aan de Amerikaanse westkust, zoals Steve, omdat zij anders tegen zaken aankeken,’ zei hij. ‘De hiërarchische structuren van de Amerikaanse oostkust, Engeland, Duitsland en Japan moedigen dit anders denken niet aan. De sixties brachten een anarchistische geesteshouding voort, die geweldig is voor het verbeelden van een wereld die nog niet bestaat.’

Iemand die vertegenwoordigers van de tegencultuur aanmoedigde om juist met de hackers om te gaan, was Stewart Brand. Brand, een vrolijke visionair die decennialang plezier en ideeën over de wereld heeft uitgestort, was een van de proefpersonen van de lsd-onderzoeken van de vroege jaren zestig in Palo Alto. Samen met zijn medeproefpersoon Ken Kesey organiseerde hij het lsd-verheerlijkende Trips Festival. Hij speelt een rol in de openingsscène van Tom Wolfe’s The Electric Kool-Aid Acid Test en creëerde samen met Doug Engelbart een zeer originele licht-en-geluidpresentatie van nieuwe technologieën genaamd The Mother of All Demos. ‘De meesten van onze generatie minachtten computers als de belichaming van de gecentraliseerde macht,’ merkte Brand later op. ‘Maar een heel klein deel – die later hackers genoemd zouden worden – omarmden computers en begonnen ze te transformeren tot werktuigen voor bevrijding. Dat bleek de koninklijke weg naar de toekomst te zijn.’

Brand leidde The Whole Earth Truck Store, die begonnen was als een rondrijdende vrachtwagen waaruit coole gereedschappen en leermaterialen werden verkocht, en in 1968 besloot hij het bereik van de winkel uit te breiden met The Whole Earth Catalog. Op het omslag van de eerste druk stond de beroemde foto van de aarde, gezien vanuit de ruimte, en de ondertitel luidde, access to tools, ‘toegang tot werktuigen’. De achterliggende filosofie was dat technologie onze vriend kon zijn. Zoals Brand op de eerste bladzijde van de eerste druk schreef: ‘Een rijk van innerlijke, persoonlijke macht is in ontwikkeling – macht van het individu om zijn eigen onderwijs te regisseren, zijn eigen inspiratie te vinden, zijn eigen omgeving te scheppen en zijn avontuur te delen met wie er ook maar belangstelling voor heeft. Gereedschappen die bij dit proces kunnen helpen, worden geselecteerd en gepropageerd door The Whole Earth Catalog.’ Richard Buckminster Fuller schreef er een gedicht over, dat begint met: ‘Ik zie God in de instrumenten en mechanismen, die trouw hun werk verrichten.’

Jobs werd een fan. Hij was vooral onder de indruk van de voorlopig laatste versie uit 1971, The Last Whole Earth Catalog. (Vanaf 1974 zouden er op onregelmatige tijden nieuwe drukken verschijnen.) Hij zat toen nog op high school en nam het boek mee naar college en naar de All-One Farm. ‘Achter op deze editie stond een foto van een landweg in de vroege ochtend, het soort waar je zelf op zou hebben kunnen staan liften als je van het avontuurlijke type was. Daaronder stonden de woorden: “Blijf hongerig. Blijf gek.”’ Brand ziet Jobs als een van de zuiverste belichamingen van de samensmelting van culturen die door de catalogus zo verheerlijkt werd. ‘Steve staat precies op dat kruispunt van tegencultuur en technologie,’ zei hij. ‘Hij heeft dat besef van gereedschappen voor menselijk gebruik.’

Brands catalogus werd gepubliceerd met steun van het Portola Institute, een stichting die zich richtte op het toen nog onbetreden terrein van het computeronderwijs. Ook hielp de stichting bij de lancering van de People’s Computer Company, dat helemaal geen bedrijf was maar een nieuwsbrief en een organisatie met het motto ‘computer power to the people’. Af en toe werd er op woensdagavond samen gegeten wat de pot schafte en twee van de regelmatige bezoekers – Gordon French en Fred Moore – besloten een meer formele club op te richten waar persoonlijk nieuws over elektronica uitgewisseld kon worden.

Ze werden gestimuleerd door het verschijnen van het januarinummer 1975 van Popular Mechanics, met op het omslag het eerste bouwpakket voor een personal computer, de Altair. De Altair stelde niet veel voor – een berg onderdelen voor $ 495 die op een printplaat gesoldeerd moesten worden en daarna weinig deed – maar voor liefhebbers en hackers kondigde hij het begin van een nieuw tijdperk aan. Bill Gates en Paul Allen lazen het blad en gingen werken aan een versie van BASIC (de Beginner’s All-purpose Symbolic Instruction Code) voor de Altair. Het blad trok ook de aandacht van Jobs en Wozniak. Toen er een recensie-exemplaar bij de People’s Computer Company op het bureau belandde, werd dat het hoofdonderwerp tijdens de eerste bijeenkomst van de club, die French en Moore hadden opgericht.

De Homebrew Computer Club

Die club zou bekend worden onder de naam Homebrew Computer Club en vertegenwoordigde de Whole Earth-samensmelting van tegencultuur en technologie. Het werd voor het tijdperk van de pc hetzelfde als het koffiehuis Turk’s Head in Londen was geweest voor het tijdperk van dr. Samuel Johnson (de tweede helft van de 18e eeuw), een plaats waar ideeën ontstonden en uitgewisseld werden. Moore schreef de folder voor de eerste bijeenkomst, die op 5 maart 1975 werd gehouden in de garage van French in Menlo Park: ‘Bouw jij je eigen computer? Terminal, tv, typemachine?’ werd erin gevraagd. ‘Als dat zo is, dan ben je welkom bij een bijeenkomst van mensen met net zo’n belangstelling.’

Allen Baum zag de folder hangen op het bulletinboard van HP en belde Wozniak, die er met hem naartoe zou gaan. ‘Die avond blijkt een van de belangrijkste avonden van mijn hele leven te zijn geweest,’ vertelde Wozniak. Er kwamen ongeveer dertig mensen opdagen, die zelfs buiten voor de open garagedeur moesten staan, en één voor één vertelden ze waar hun belangstelling naar uitging. Wozniak, die later bekende dat hij ontzettend zenuwachtig was geweest, vertelde dat hij hield van ‘videogames, betaalfilms voor hotels, het ontwerpen van rekenmachines en het ontwerpen van tv-terminals’, volgens de notulen die Moore maakte. Er was een demonstratie van de nieuwe Altair, maar voor Wozniak was het belangrijker dat hij een blik kon werpen op het blad met specificaties van een microprocessor.

Terwijl hij nadacht over een microprocessor – een chip met daarop een complete centrale verwerkingseenheid – kwam er iets in hem op. Hij had een computerterminal ontworpen bestaande uit een toetsenbord en een monitor, die verbonden konden worden met een apart apparaat, een minicomputer. Door een microprocessor te gebruiken, kon hij een deel van de capaciteit van de minicomputer in de terminal zelf opbergen, zodat die als een kleine computer op een bureau kon staan, een standalone. Het idee liet hem niet meer los: toetsenbord, scherm en computer als een geïntegreerd geheel. ‘Dat hele visioen van een personal computer kwam zomaar in me op,’ zei hij. ‘Die avond begon ik iets op papier te tekenen wat later bekend zou worden als de Apple I.’

Hij was eerst van plan om dezelfde microprocessor te gebruiken als die in de Altair, een Intel 8080. Maar die kostte per stuk ‘bijna nog meer dan mijn maandhuur’ en dus ging hij op zoek naar een alternatief. Die vond hij in de Motorola 6800, die een vriend bij HP kon krijgen voor $ 40 per stuk. Daarna ontdekte hij een chip die door MOS Technologies werd gemaakt en elektronisch hetzelfde was, maar slechts $ 20 kostte. Daardoor zou zijn machine betaalbaar worden, maar op de lange duur zou de prijs hoog blijken. Chips van Intel werden de standaard voor de industrie, en dat zou een nadeel blijken voor Apple omdat hun computers niet compatible waren met machines die met een microprocessor van Intel zijn uitgerust.

Iedere avond ging Wozniak naar huis, at een diepvriesmaaltijd en ging dan terug naar HP om aan zijn eigen computer te werken. Hij spreidde de onderdelen in zijn werkhok uit, bedacht waar ze moesten komen en soldeerde ze op het moederbord, de printplaat waar de belangrijkste onderdelen op zitten. Daarna zette hij zich aan het schrijven van de software waardoor de microprocessor beelden op het scherm moest laten zien. Omdat hij zich geen tijd op een bestaande computer kon permitteren, moest hij de code volledig zelf uitschrijven. Na een paar maanden was hij zo ver dat hij kon gaan testen. ‘Ik sloeg een paar toetsen aan en ik was zeer geëmotioneerd! De letters verschenen op het scherm.’ Het was op zondag, 29 juni 1975, dat deze mijlpaal in de geschiedenis van de pc werd bereikt. ‘Dit was de eerste keer in de geschiedenis,’ vertelde Wozniak later, ‘dat iemand een letter op een toetsenbord had aangeslagen en die op zijn eigen scherm recht voor hem zag verschijnen.’

Jobs was onder de indruk. Hij bedolf Wozniak met vragen. Kon die computer ooit onderdeel worden van een netwerk? Kon je er een schijf aan vastmaken voor geheugenopslag? Hij ging Woz helpen om onderdelen bij elkaar te krijgen. Vooral belangrijk waren de dynamische random access memory (RAM) chips. Jobs ging aan de telefoon hangen en slaagde erin om er een paar gratis van Intel te krijgen. ‘Steve is gewoon zo iemand,’ aldus Wozniak. ‘Ik bedoel, hij weet hoe hij met een verkoper moet praten. Ik had dat nooit voor elkaar gekregen. Ik ben te verlegen.’

Jobs ging nu ook met Wozniak mee naar de bijeenkomsten van Homebrew, waarbij hij de tv droeg en hielp met het installeren van de onderdelen. Er kwamen meer dan honderd enthousiastelingen op de bijeenkomsten af, die nu gehouden werden in de collegezaal van het Stanford Linear Accelerator Center, waar ze eerder de handleiding van het telefoonsysteem hadden gevonden waardoor ze de Blue Box hadden kunnen bouwen. De informeel leidende voorzitter met aanwijsstok was Lee Felsenstein, eveneens een belichaming van de samensmelting van de werelden van technologie en tegencultuur. Hij was een drop-out van een technische opleiding, deelnemer aan de Free Speech Movement en een anti-oorlogsactivist. Hij had geschreven voor het alternatieve nieuwsblad Berkeley Barb om zich daarna te wijden aan computertechnologie.

Felsenstein begon iedere bijeenkomst met het ‘in kaart brengen’ van korte commentaren, daarna volgde een formele presentatie door een ervaren hobbyist, en hij eindigde met een ‘random access’ deel waarin iedereen rondliep en gesprekken begon en contacten legde. Woz was meestal te verlegen om op deze bijeenkomsten iets te zeggen, maar mensen schaarden zich in dat laatste deel rond zijn machine en hij liet dan trots zijn meest recente vorderingen zien. Moore had geprobeerd in Homebrew een sfeer van ruilen en delen te scheppen in plaats van commercie. ‘Het thema van de club,’ aldus Woz, ‘was elkaar helpen.’ Het was een uitdrukking van de hackerethiek dat informatie vrij moest zijn en alle gezag met wantrouwen werd bekeken. ‘Ik ontwierp de Apple I om hem gratis aan andere mensen weg te kunnen geven,’ zei Wozniak.

Dit was niet wat Bill Gates voor ogen had. Nadat hij en Paul Allen hun BASIC-interpreter voor de Altair hadden voltooid, vond Gates het verschrikkelijk dat bezoekers van Homebrew er kopieën van maakten en uitdeelden zonder hem ervoor te betalen. Daarop schreef hij een befaamd geworden brief aan de club: ‘Zoals het grootste deel van de hobbyisten zal beseffen, stelen de meesten van jullie software. Is dat eerlijk? ... Iets waar jullie voor zorgen, is dat jullie zo voorkomen dat er goede software geschreven wordt. Wie kan zich permitteren om professioneel werk gratis te doen? ... Ik zou graag een briefje zien van iedereen die alsnog wil betalen.’

Ook Steve Jobs hield niet van het idee dat Wozniaks scheppingen – of het nu de Blue Box was of een computer – gratis moesten zijn. Daarom overtuigde hij Woz ervan dat die op moest houden met het weggeven van kopieën van zijn schema’s. En de meeste mensen hadden toch geen tijd om er zelf een te bouwen, beweerde hij. ‘Waarom maken we geen printplaten om die aan hen te verkopen?’ Het is een voorbeeld van hun symbiose. ‘Iedere keer als ik iets geweldigs had ontworpen, vond Steve wel een manier waarop we er geld aan konden verdienen,’ aldus Wozniak. Hij gaf toe dat hij er zelf nooit aan gedacht zou hebben om ze te verkopen. ‘Het was nooit in me opgekomen om computers te gaan verkopen,’ vertelde Wozniak. ‘Het was Steve die zei, laten we ze in de lucht steken en er zo een paar verkopen.’

Jobs maakte een plannetje om iemand die hij kende bij Atari, te betalen om de printplaten te tekenen en er dan een stuk of vijftig te maken. Dat zou ongeveer $ 1000 gaan kosten plus de beloning voor de ontwerper. Konden ze die dan verkopen voor $ 40 per stuk, dan verdienden ze er zo’n $ 700 mee. Wozniak betwijfelde of ze te verkopen zouden zijn. ‘Ik zag niet in hoe we ons geld terug konden verdienen,’ zei hij. Hij had al problemen gehad met zijn huisbaas over ongedekte cheques en moest hem nu iedere maand contant betalen.

Jobs wist echter hoe hij Wozniak moest overhalen. Hij zei dus niet dat ze er zeker geld mee zouden gaan verdienen, maar dat het een leuk avontuur zou zijn. ‘Zelfs als we ons geld verliezen, dan hebben we nog een bedrijf,’ zei Jobs terwijl ze in zijn Volkswagenbus rondreden. ‘Dan hebben we eens in ons leven een bedrijf.’ Dat was heel verleidelijk voor Wozniak, verleidelijker dan het vooruitzicht om rijk te worden. Woz zei het zo: ‘Ik vond het spannend om zo over ons te denken. Dat we twee goede vrienden waren die een bedrijfje begonnen. Wow. Ik wist meteen dat ik mee zou doen. Hoe kon ik dat niet doen?’

Om het geld bij elkaar te krijgen dat ze nodig hadden, verkocht Wozniak zijn HP-65-rekenmachine voor $ 500, maar de koper lichtte hem op en hij kreeg maar de helft. Van zijn kant verkocht Jobs zijn Volkswagenbus voor $ 1500. Zijn vader had hem afgeraden om de auto te kopen en Jobs moest toegeven dat hij gelijk had gehad. Het bleek ook een waardeloos ding. Degene die hem had gekocht, kwam twee weken later terug om te zeggen dat de motor kapot was. Jobs kwam met hem overeen om de helft van de reparatiekosten te betalen. Ondanks die kleine tegenslagen bezaten ze nu, samen met hun spaargeld, een werkkapitaal van ongeveer $ 1300, het ontwerp van een product en een plan. Ze zouden hun eigen computerbedrijf beginnen.

Apple wordt geboren

Nu ze besloten hadden een bedrijf op te richten, hadden ze een naam nodig. Jobs was weer naar de All-One Farm geweest om de Gravensteinbomen te snoeien en Wozniak haalde hem van het vliegveld. Op de terugweg naar Los Altos kaatsten ze namen heen en weer. Ze overwogen een paar typisch technische termen, zoals Matrix, en een paar neologismen, zoals Executek, en een paar van die echt saaie namen zoals Personal Computers Inc. Ze moesten de dag daarop over de naam hebben besloten, omdat Jobs dan de papierboel zou gaan invullen. Uiteindelijk was het Jobs die Apple Computer voorstelde. ‘Ik zat op een van mijn fruitdiëten,’ legde hij uit. ‘Ik was net terug van een appelboomgaard en het klinkt leuk, vlot en helemaal niet intimiderend. “Apple” haalde het scherpe randje van het woord “computer”. Bovendien zouden we dan boven Atari in het telefoonboek staan.’ Hij zei tegen Wozniak dat ze, als ze de volgende middag geen betere naam hadden verzonnen, het bij Apple zouden houden. En zo geschiedde.

Apple. Het was een slimme keuze. Het woord straalde vriendelijkheid en eenvoud uit. Het is op een of andere manier tegelijkertijd een beetje ongebruikelijk en toch zo normaal als wat. Het had een snufje tegencultuur, iets terug-naar-de-natuur-achtigs, maar niets kon Amerikaanser zijn. En de twee woorden samen – appel en computer – vormden een grappige combinatie van dingen die niets met elkaar te maken hebben. ‘Je snapt het niet direct,’ aldus Mike Markkula, die kort daarna de eerste directeur van het nieuwe bedrijf zou worden. ‘Dus dwingt het je hersenen om het vast te houden. Appel en computers, dat gaat niet samen! En dus hielp het ons aan naamsbekendheid.’

Wozniak was er nog niet aan toe er fulltime mee bezig te zijn. Hij was een echte HP-man, dat dacht hij tenminste, en hij wilde zijn baan daar overdag houden. Jobs besefte dat hij een bondgenoot nodig had om Wozniak helemaal in te lijven, die bovendien als arbiter kon optreden als ze het niet eens waren. Daarvoor trok hij zijn vriend Ron Wayne aan, de Atari-ontwerper van middelbare leeftijd die ooit zelf een gokmachinebedrijf had gehad.

Wayne wist wel dat het niet eenvoudig zou zijn om Wozniak over te halen ontslag te nemen bij HP, en het was op dat moment ook nog niet nodig. In plaats daarvan kon hij er beter van worden overtuigd dat zijn computerontwerpen eigendom zouden zijn van de vennootschap Apple. ‘Woz beschouwde de printplaten die hij ontwierp, als zijn kinderen en hij wilde ze ook in andere toepassingen kunnen gebruiken of ze door HP laten gebruiken,’ aldus Wayne. ‘Jobs en ik realiseerden ons dat die printplaten de kern van Apple zouden zijn. We hebben twee uur in mijn appartement zitten praten en konden Woz overhalen om dit te accepteren.’ Wayne’s argument was dat een groot ontwerper alleen herinnerd zou worden als hij samenwerkte met een grote marketingman, en dat vereiste dat hij zijn ontwerpen in de vennootschap zou onderbrengen. Jobs was zo onder de indruk en dankbaar dat hij Wayne een aandeel van 10% in het nieuwe bedrijf aanbood, waardoor hij Apple’s Pete Best, de oorspronkelijke drummer van de Beatles, werd en, als het erop aankwam, een arbiter als Jobs en Wozniak onenigheid zouden krijgen.

‘Ze waren heel verschillend,’ aldus Wayne, ‘maar ze vormden een sterk team.’ Jobs leek af en toe door demonen te worden opgejaagd, terwijl Woz een naïeve man leek waar engelen mee speelden. Jobs had lef waardoor hij dingen voor elkaar kreeg, soms door mensen te manipuleren. Hij kon charismatisch zijn, betoverend soms, maar ook koud en hard. Wozniak daarentegen was verlegen en sociaal onhandig, waardoor hij kinderlijk aardig was. ‘Woz is op een paar terreinen heel slim, maar hij heeft ook wel wat van een autist, als hij te maken kreeg met mensen die hij niet kende, was hij soms erg onhandig’ zei Jobs. ‘We vormden een goed team.’ Wat hielp was dat Jobs diep onder de indruk was van Wozniaks computertovenarij en Wozniak van Jobs’ gedrevenheid waar het ging om zakendoen. ‘Ik wilde nooit met mensen onderhandelen en op tenen gaan staan, maar Steve kon mensen opbellen die hij niet eens kende en hen toch dingen voor hem laten doen,’ vertelde Wozniak. ‘Hij kon onaardig zijn tegen mensen die volgens hem niet slim waren, maar mij heeft hij nooit grof behandeld, ook niet later toen ik misschien een vraag niet zo goed kon beantwoorden als hij wel had gewild.’

Zelfs nadat Wozniak ermee akkoord gegaan was dat zijn nieuwe computerontwerp eigendom moest worden van de Apple-vennootschap, vond hij dat hij het eerst aan HP aan moest bieden, omdat hij daar in dienst was. ‘Het was volgens mij mijn plicht om HP te vertellen wat ik had ontworpen terwijl ik voor hen werkte,’ zei Wozniak. ‘Het was het juiste en het eerlijkste.’ En dus demonstreerde hij het in het voorjaar van 1976 aan zijn baas en de managers. De hoogste directeur die hierbij aanwezig was, was onder de indruk en twijfelde, maar zei uiteindelijk dat het niet iets was wat HP verder kon ontwikkelen. Het was een product voor hobbyisten, nu nog tenminste, en paste niet in het marktsegment van producten van hoge kwaliteit van het bedrijf. ‘Ik was teleurgesteld,’ vertelde Wozniak, ‘maar het stond me nu tenminste vrij om vennoot te worden van Apple.’

Op 1 april 1976 gingen Jobs en Wozniak naar Wayne’s appartement in Mountain View om de oprichtingsakte van de vennootschap op te stellen. Wayne zei dat hij een beetje ervaring had met schrijven in legalese, ‘rechtstaal’, en stelde het drie bladzijden tellende stuk dus zelf op. Zijn legalese ging echter met hem op de loop. Paragrafen beginnen met zogenaamd rechtskundige stijlbloempjes: ‘Laat hiermee zijn vastgelegd... Laat het hiermee verder zijn vastgelegd... in aanmerking nemende de respectieve toewijzingen van belangen...’ Maar de verdeling van aandelen en winsten was duidelijk – 45%-45%-10% – en bepaald werd dat iedere uitgave van meer dan $ 100 instemming moest hebben van minstens twee van de drie partners. Ook werden de verantwoordelijkheden nauwkeurig omschreven. ‘Wozniak aanvaardt de algemene en voornaamste verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de Elektronische Techniek; Jobs aanvaardt de algemene verantwoordelijkheid voor de Elektronische Techniek en Marketing, en Wayne aanvaardt de grootste verantwoordelijkheid voor Mechanische Techniek en Documentatie.’ Jobs tekende in een recht schrift, Wozniak in een schuin schrift en Wayne met een onleesbare krabbel.

En daarna werd Wayne bang. Terwijl Jobs begon te plannen hoe hij geld kon lenen en waaraan hij het uit ging geven, herinnerde hij zich de ondergang van zijn eigen bedrijf. Dat wilde hij niet nogmaals meemaken. Jobs en Wozniak hadden geen enkel persoonlijk bezit, maar Wayne (die bang was voor een financieel armageddon) had in zijn matras gouden munten verstopt. Omdat ze Apple hadden opgezet als een maatschap in plaats van een naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, waren de drie partners persoonlijk hoofdelijk aansprakelijk voor eventuele verliezen en Wayne was bang dat de schuldeisers dan weer achter hem aan zouden komen. Slechts elf dagen later ging hij daarom terug naar het bureau in Santa Clara om een ‘verklaring van terugtrekking’ in te dienen en een aanhangsel bij de oprichtingsakte op te laten nemen. ‘Ingevolge een herbeoordeling van de afspraken door en tussen alle partijen,’ zo begon het, ‘zal Wayne vanaf heden niet langer dienen in de status van “Partner”.’ Verder stond erin vermeld dat hij voor zijn aandeel van 10% in het bedrijf direct $ 800 zou ontvangen en korte tijd later nog eens $ 1500.

Was hij aangebleven en had hij zijn aandeel van 10% gehouden, dan was dat eind 2010 ongeveer $ 2,6 miljard waard geweest. Maar in plaats daarvan woonde hij op dat moment in zijn eentje in een huisje in Pahrump, Nevada, waar hij kwartjes in een fruitautomaat gooide en van een uitkering leefde. Hij beweert dat hij geen enkele spijt heeft. ‘Ik nam toen de beslissing die voor mij op dat moment de beste was,’ zei hij. ‘Ze gingen mij allebei veel te snel en ik kende mijn grenzen en was niet klaar voor een dergelijke race.’

Kort nadat ze Apple hadden opgericht, betraden Jobs en Wozniak samen het podium van de Homebrew Computer Club voor een presentatie. Wozniak hield een van zijn nieuwe printplaten omhoog en beschreef de microprocessor, het geheugen van 8 kB en de versie van BASIC die hij geschreven had. Ook benadrukte hij wat hij het belangrijkste noemde: ‘een voor mensen te gebruiken toetsenbord in plaats van een stomme, onbegrijpelijke voorkant met een heleboel lampjes en schakelaars.’ Toen was het Jobs’ beurt. Hij wees erop dat bij de Apple, in tegenstelling tot de Altair, alle onmisbare componenten ingebouwd waren. Daarna daagde hij de toehoorders uit met een vraag: Hoeveel zouden mensen bereid zijn te betalen voor zo’n prachtig apparaat? Het was een retorische vraag, een stijlfiguur die hij in de volgende decennia zou blijven gebruiken.

Het publiek was echter niet erg onder de indruk. De Apple had een goedkope microprocessor, niet de Intel 8080. Maar er was één belangrijke figuur die na afloop nog even bleef zitten om er meer over te horen. Zijn naam was Paul Terrell. In 1975 had hij een computerwinkel geopend, de Byte Shop, aan Camino Real in Menlo Park. Nu, een jaar later, bezat hij drie winkels en dacht hij eraan om een nationale keten te vestigen. Jobs vond het fantastisch om juist voor hem nog een privédemonstratie te geven. ‘Kijk hier eens naar,’ zei hij. ‘Je zult het interessant vinden.’ Terrell was voldoende onder de indruk om Jobs en Woz zijn visitekaartje te geven. ‘Hou contact,’ zei hij erbij.

‘Ik hou contact,’ zei Jobs de volgende dag toen hij op blote voeten de Byte Shop binnenliep. Hij sloot zijn eerste verkoopcontract: Terrell bestelde vijftig computers, maar onder één voorwaarde: hij wilde niet zomaar printplaten van $ 50 per stuk kopen, waarvoor de klanten dan zelf nog alle chips moesten kopen en alles in elkaar moesten zetten. Dat kon wel leuk zijn voor een paar echte hobbyisten, maar niet voor het merendeel van zijn klanten. Nee, hij wilde dat de printplaten waren voorzien van alle chips. En daarvoor was hij bereid $ 500 per stuk te betalen, contant bij aflevering.

Jobs belde direct Wozniak bij HP. ‘Zit je?’ vroeg hij. Wozniak zei van niet, maar Jobs begon hem toch te vertellen wat er was gebeurd. ‘Ik was in shock, helemaal totaal in shock,’ vertelde Wozniak. ‘Ik zal dat moment nooit vergeten.’

Om de bestelling uit te kunnen voeren, hadden ze voor $ 15.000 componenten nodig. Allen Baum, de derde grappenmaker van Homestead High, en zijn vader waren bereid om de twee $ 5000 te lenen. Jobs probeerde meer los te krijgen van een bank in Los Altos, maar de manager keek eens naar hem en weigerde, wat geen verrassing was. Hij ging naar Halted Supply (HCS Electronic Supply) en bood een aanzienlijk aandeel in Apple in ruil voor de componenten, maar de eigenaar vond het maar ‘een stelletje jonge, sjofel geklede knullen’ en weigerde. Alcorn van Atari wilde hem de chips alleen maar leveren als hij van tevoren contant betaalde. Maar uiteindelijk wist Jobs de manager van Cramer Electronics ervan te overtuigen dat hij Paul Terrell moest bellen om die te laten bevestigen dat die echt een bestelling had geplaatst ter waarde van $ 25.000. Terrell was op een congres toen hij uit de luidspreker hoorde dat er een noodoproep voor hem was (Jobs had wel erg hard aangedrongen). De manager van Cramer zei tegen hem dat er zojuist twee slordig geklede knullen de winkel in waren komen lopen die met een bestelling wapperden van de Byte Shop. Was die echt? Terrell bevestigde dat en de winkel stemde in met het leveren op krediet voor dertig dagen. Jobs bestelde componenten voor honderd computers.

Garageband

Het huis van de familie Jobs werd de werkplaats waar de vijftig printplaten voor de Apple I in elkaar gezet werden. Ze moesten binnen dertig dagen aan de Byte Shop geleverd worden, omdat dan de factuur voor de onderdelen moest worden betaald. Iedereen die beschikbaar was, werd aan het werk gezet – Jobs en Wozniak, Daniel Kottke en zijn voormalige vriendin Elizabeth Holmes (die de sekte waarbij ze zich had aangesloten, weer had verlaten), en Steve Jobs’ zwangere zus Patty. Haar nu leegstaande slaapkamer, de garage en de keukentafel werden in beslag genomen als werkplaats. Elizabeth, die lessen edelsmeden had gevolgd, kreeg de taak om de chips vast te solderen. ‘De meeste gingen goed, maar op sommige kwam een beetje soldeer,’ vertelde ze. Jobs was daar niet blij mee. ‘We hebben geen enkele chip over,’ merkte hij terecht op. Hij liet haar in plaats daarvan de boekhouding doen en ging zelf solderen. Als ze een plaat klaar hadden, gaven ze die aan Wozniak. ‘Ik verbond iedere printplaat die klaar was, met de tv en een toetsenbord om te controleren of hij werkte,’ vertelde hij. ‘Deed hij het, dan stopte ik hem in een doos. Deed hij het niet, dan zocht ik uit welk pinnetje niet goed in het gaatje zat.’

Paul Jobs schortte het repareren van auto’s in zijn vrije tijd even op zodat de Apple-mensen de hele garage tot hun beschikking hadden. Hij zette er een oude, lange werktafel in, hing een schema van de computer op de gestuukte muur die hij er net had neergezet en zette rijen bakjes neer met de componenten. Ook bouwde hij een ruimte met warmtelampen waarin de printplaten getest werden door ze er een nacht in te leggen. Als er eens ruzie was, iets wat met zo’n zoon niet ongewoon was, dan verloor Paul Jobs wel eens iets van zijn geduld. ‘Wat is er met jou aan de hand?’ vroeg hij dan. ‘Heb je een veer in je kont?’ In ruil voor zijn medewerking vroeg hij wel af en toe zijn zwart-wittelevisie terug, de enige in huis, om het einde van een footballwedstrijd te kunnen zien. Tijdens enkele van die pauzes gingen Jobs en Kottke buiten op het gazon gitaar spelen.

Zijn moeder vond het niet erg om te zien hoe het grootste deel van haar huis ingenomen werd door stapels onderdelen en logés, maar ze raakte wel gefrustreerd door de steeds gekkere diëten van haar zoon. ‘Ze rolde met haar ogen om zijn nieuwste eetobsessie,’ herinnert Holmes zich. ‘Ze wilde alleen maar dat hij gezond was en hij zei dan rare dingen als: “Ik ben een fruiteter en ik eet alleen bladeren die door een maagd bij maanlicht zijn geplukt.”’

Nadat een dozijn gemonteerde printplaten door Wozniak was goedgekeurd, bracht Jobs ze naar de Byte Shop. Terrell was wat verbaasd. Er was geen voeding, kast, monitor of toetsenbord. Hij had iets verwacht wat meer ‘af’ was. Maar Jobs staarde hem langdurig aan en Terrell aanvaardde de levering en betaalde.

Na dertig dagen was Apple bijna winstgevend. ‘We konden de printplaten goedkoper bouwen dan we hadden gedacht, omdat ik een deal had gesloten over de componenten,’ vertelde Jobs. ‘Dus de vijftig die we aan de Byte Shop verkochten, brachten bijna genoeg op om alle materialen voor de eerste honderd te kunnen betalen.’ Ze konden nu dus echt winst maken door de overgebleven vijftig ook in elkaar te zetten en te verkopen aan vrienden en kameraden van Homebrew.

Elizabeth Holmes werd de eerste officiële boekhouder voor $ 4 per uur; daarvoor kwam ze eens per week uit San Francisco en zocht ze uit hoe ze Jobs’ chequeboek in het grootboek moest verwerken. Om meer op een echt bedrijf te lijken, nam Jobs een telefonische antwoordservice in de arm, die telefoontjes voor hem doorschakelde naar zijn moeder. Ron Wayne tekende een logo, waarbij hij de ingewikkelde stijl van lijntekenen gebruikte van de illustraties bij victoriaanse verhalen over Newton die onder zijn appelboom zit. Om hem heen een citaat van Wordsworth: ‘Een geest die voor altijd over vreemde zeeën van gedachten zwerft, alleen.’ Dat was een nogal merkwaardig motto, dat meer bij Wayne’s zelfbeeld paste dan bij Apple Computer. Een beter citaat van Wordsworth was misschien zijn beschrijving geweest van diegenen die bij het begin van de Franse Revolutie betrokken waren: ‘Een zegen was het die morgen, om nog in leven te zijn / Maar om nu jong te zijn, was hemels!’ Zoals Wozniak later jubelde: ‘We namen deel aan de grootste revolutie die ooit plaatsgevonden had, dacht ik. Ik was zo blij dat ik er een rol in had.’

Woz was al na gaan denken over een volgende versie van de machine, en dus begonnen ze het bestaande model de Apple I te noemen. Jobs en Woz reden langs Camino Real heen en weer om te proberen elektronicawinkels zover te krijgen dat ze hem gingen verkopen. Buiten de vijftig die de Byte Shop had verkocht en de bijna vijftig die zijzelf aan vrienden gesleten hadden, maakten ze er nog honderd voor winkels. Verrassend is het niet dat ze er heel verschillend over dachten: Wozniak wilde ze ongeveer tegen kostprijs wegdoen, terwijl Jobs er een behoorlijke winst op wilde maken. Jobs won. Hij koos een verkoopprijs die ongeveer drie keer zo hoog lag als de kostprijs plus zo’n 33% boven de $ 500 die Terrell en andere winkels betaalden als groothandelsprijs. Dat werd $ 666,66. ‘Ik was altijd bezig met herhalende cijfers,’ vertelde Wozniak. ‘Het telefoonnummer van mijn telefoondienst bel-om-een-grap was 255-66666.’ Geen van hen wist dat 666 in het Bijbelboek Openbaringen het ‘getal van het beest’ is, maar al gauw kwamen er klachten, vooral toen 666 voorkwam in de filmhit van dat jaar, The Omen. (In 2010 werd een oorspronkelijke Apple I bij Christie’s geveild voor $ 213.000.)

Het eerste artikel dat uitsluitend over de nieuwe machine ging, verscheen in het julinummer van 1976 van Interface, een hobbyblad dat niet meer bestaat. Jobs en zijn vrienden maakten ze nog steeds zelf thuis, maar het artikel noemde hem ‘directeur marketing’ en ‘een voormalig persoonlijk adviseur van Atari’. Apple leek een echt bedrijf. ‘Steve staat in verbinding met veel computerclubs om te weten wat er in deze jongste tak van nijverheid leeft,’ berichtte het artikel en het citeerde zijn uitleg: ‘Als we de behoeften, gevoelens en motiveringen van hun leden kennen, kunnen we adequaat reageren en hen geven wat ze willen hebben.’

Inmiddels hadden ze, naast Altair, nog enkele concurrenten gekregen zoals IMS Associates die de IMSAI 8080 uitbrachten, en Processor Technology Corporation met de SOL-20. Die laatste was ontworpen door Lee Felsenstein en Gordon French van de Homebrew Computer Club. Allemaal konden ze zich laten zien tijdens het weekeinde van Labor Day (de eerste maandag van september) 1976, toen het eerste Personal Computer Festival werd gehouden in een oud hotel aan de in verval geraakte boulevard van Atlantic City, New Jersey. Jobs en Wozniak namen een vlucht van TWA naar Philadelphia met in hun armen een sigarenkistje met de Apple I en nog zo’n kistje met daarin het prototype van de opvolger, waar Woz aan werkte. Op de rij achter hen zat Felsenstein, die een blik wierp op de Apple I en verklaarde dat die ‘volmaakt niet indrukwekkend’ was. Wozniak raakte van zijn stuk door de conversatie die in de rij achter hen werd gevoerd. ‘We hoorden ze in zakenjargon voor gevorderden praten,’ vertelde hij, ‘en ze gebruikten letterwoorden uit de zakenwereld die wij nog nooit hadden gehoord.’

Wozniak bracht het grootste deel van de tijd door in hun hotelkamer, waar hij zijn nieuwe prototype verder verfijnde. Hij was te verlegen om achter de tafel te gaan staan die Apple helemaal achter in de tentoonstellingszaal toegewezen had gekregen. Daniel Kottke had de trein uit Manhattan genomen, waar hij nu op Columbia University zat, en bemande de tafel terwijl Jobs door de zaal liep om de concurrentie te bekijken. Wat hij zag, maakte geen indruk op hem. Wozniak, bleek maar weer eens, was de beste ontwerper en de Apple I (en zeker zijn opvolger) kon de concurrentie makkelijk verslaan waar het functionaliteit betrof. Maar de SOL-20 zag er beter uit. Dat apparaat had een mooie metalen kast en een toetsenbord en stroomvoorziening en kabels werden erbij geleverd. Het zag eruit alsof het door volwassenen geproduceerd was. De Apple I echter leek net zo sjofel als zijn scheppers.

Steve Jobs de biografie
titlepage.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_000.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_001.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_002.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_003.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_004.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_005.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_006.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_007.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_008.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_009.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_010.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_011.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_012.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_013.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_014.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_015.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_016.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_017.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_018.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_019.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_020.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_021.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_022.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_023.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_024.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_025.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_026.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_027.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_028.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_029.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_030.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_031.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_032.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_033.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_034.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_035.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_036.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_037.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_038.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_039.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_040.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_041.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_042.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_043.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_044.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_045.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_046.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_047.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_048.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_049.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_050.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_051.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_052.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_053.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_054.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_055.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_056.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_057.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_058.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_059.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_060.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_061.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_062.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_063.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_064.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_065.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_066.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_067.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_068.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_069.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_070.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_071.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_072.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_073.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_074.xhtml